1De Filistijnen trokken nu al hun troepen samen naar Afek, terwijl Israël zijn kamp opsloeg bij de bron, die zich bij Jizreël bevindt.stylus1 Samuël 4:1, 1 Samuël 4:1, Jozua 19:30, 1 Koningen 21:1, 1 Koningen 20:302Toen nu de Filistijnse tyrannen aan de spits van honderden en duizenden voorbijtrokken, en David met zijn manschappen in de achterhoede met Akisj voorbijtrok,stylus1 Samuël 28:1, 1 Samuël 28:2, 1 Samuël 28:1, 1 Samuël 28:2, 1 Samuël 29:63vroegen de vorsten der Filistijnen: Wat moeten die Hebreën? En Akisj antwoordde de Filistijnse vorsten: Dat is David, de onderdaan van Saul, den koning van Israël, die sinds jaren en dagen bij mij is. En van de dag af, dat hij naar mij overliep, tot op de dag van heden heb ik niets op hem aan te merken gehad.stylusDaniël 6:5, 1 Samuël 27:7, Daniël 6:5, 1 Samuël 27:7, 1 Petrus 3:164Maar de Filistijnse vorsten voeren tegen hem uit, en zeiden tot hem: Stuur dien man weg, en laat hem terugkeren naar de plaats, waar ge hem gevestigd hebt. Neen, hij trekt niet met ons ten strijde; hij zal ons in de strijd niet verraden! Want hoe kan hij zich beter bij zijn meester in de gunst werken dan met de hoofden van deze mannen?stylus1 Samuël 14:21, 1 Samuël 14:21, 1 Kronieken 12:19, 1 Kronieken 12:19, 1 Samuël 27:65Dat is toch die David, tot wiens eer in rondedans werd gezongen: Saul sloeg ze bij duizenden neer, Maar David bij tienduizenden!stylus1 Samuël 21:11, 1 Samuël 21:11, 1 Samuël 18:6, 1 Samuël 18:7, 1 Samuël 18:66Toen ontbood Akisj David, en zeide: Zowaar Jahweh leeft, gij zijt een eerlijk man, en ik stel er prijs op, dat gij aan mijn zijde het kamp in-en uitgaat. Want sinds de dag, dat ge bij me zijt gekomen, tot op de dag van heden had ik niets op u aan te merken. Maar in de ogen van de tyrannen zijt ge minder gewenst.stylus2 Koningen 19:27, 2 Samuël 3:25, 2 Koningen 19:27, 2 Samuël 3:25, Psalmen 121:87Keer dus terug en ga in vrede; doe niets, wat de Filistijnse tyrannen mishaagt.stylusNumeri 22:34, Numeri 22:348Maar David sprak tot Akisj: Wat heb ik gedaan, en wat hebt ge uw dienaar te verwijten, sinds ik bij u kwam tot de dag van vandaag, dat ik niet mee mag strijden tegen de vijanden van mijn heer en koning?stylusMattheüs 6:13, Mattheüs 6:13, 1 Samuël 17:29, 1 Samuël 28:2, 1 Samuël 12:39Akisj verzekerde David: Ge weet, dat ik u hoogacht als waart ge een engel van God; maar de vorsten der Filistijnen hebben beslist: Hij mag niet met ons mee in de strijd.stylus2 Samuël 19:27, 2 Samuël 14:17, 2 Samuël 14:20, 2 Samuël 19:27, 2 Samuël 14:1710Trek dus morgenvroeg op met de dienaren van uw heer, die met u mee zijn gekomen, en begeef u naar de plaats, waar ik u gevestigd heb; laat u niet leiden door gevoelens van wraak, want ik acht u hoog1. Maak u dus morgenvroeg gereed en vertrek, zodra het dag wordt.stylus1 Kronieken 12:19, 1 Kronieken 12:19, 1 Samuël 30:1, 1 Samuël 30:2, 2 Petrus 2:911David trok dus met zijn manschappen vroeg in de morgen op, en keerde terug naar het land der Filistijnen, terwijl de Filistijnen naar Jizreël oprukten.stylus1 Samuël 29:1, Jozua 19:18, 2 Samuël 4:4, 1 Samuël 29:1, Jozua 19:18