1Toen begon Channa te bidden: Mijn hart springt op om Jahweh, Mijn hoorn verheft zich om mijn God! Ik kan mijn vijanden te woord staan, Daar ik mij verblijd in uw hulp.stylusLucas 1:46, Lucas 1:56, Lucas 1:46, Lucas 1:56, Psalmen 13:52Niemand is heilig als Jahweh, Niemand een rots als onze God!stylus2 Samuël 22:32, 2 Samuël 22:32, Jesaja 44:6, Jesaja 44:6, Psalmen 86:83Zit niet voortdurend te zwetsen, Laat uit uw mond geen vermetelheid komen: Want Jahweh is een God, die alles kent; Door Hem worden de daden beproefd.stylusSpreuken 8:13, 1 Koningen 8:39, Spreuken 8:13, 1 Koningen 8:39, Spreuken 24:124De boog der sterken ligt geknakt, Maar zwakken zijn met kracht omgord;stylusPsalmen 76:3, Psalmen 37:15, Psalmen 76:3, Psalmen 37:15, Psalmen 46:95Slempers verhuren zich om brood, De hongerigen houden op met werken; De kinderloze baart er zeven, Die kinderen had, is verlept.stylusPsalmen 113:9, Lucas 1:53, Psalmen 113:9, Lucas 1:53, Jeremia 15:96Jahweh doet sterven en laat leven, Stuurt naar de onderwereld en haalt er uit op;stylusDeuteronomium 32:39, Deuteronomium 32:39, Jesaja 26:19, Jesaja 26:19, 2 Koningen 5:77Jahweh maakt arm en maakt rijk, Hij vernedert, maar kan ook verheffen.stylusPsalmen 75:7, Psalmen 75:7, Job 5:11, Job 5:11, Deuteronomium 8:178Uit het stof beurt Hij den zwakke op, Van de mesthoop haalt Hij den behoeftige weg, Om hun een plaats bij de vorsten te geven, En hun een erezetel te schenken. Want aan Jahweh behoren de zuilen der aarde: Daarop heeft Hij de aardschijf gegrondvest.stylusPsalmen 113:7, Psalmen 113:8, Psalmen 113:7, Psalmen 113:8, Daniël 2:489De voeten zijner vromen beschermt Hij, Maar de bozen komen om in het duister. Niet op eigen kracht steunt de mens,stylusPsalmen 121:3, Psalmen 121:3, Psalmen 33:16, Psalmen 33:17, Psalmen 91:1110Maar Jahweh vernietigt zijn vijand! De Allerhoogste brult uit de hemel, Jahweh oordeelt de grenzen der aarde; Hij geeft kracht aan zijn Koning, Hij verheft de hoorn van zijn Gezalfde!stylusPsalmen 2:9, Psalmen 2:9, Psalmen 89:24, Psalmen 89:24, Exodus 15:611Daarop keerde Elkana terug naar zijn huis in Rama, terwijl het kind Jahweh bleef dienen onder het toezicht van den priester Eli.stylus1 Samuël 3:1, 1 Samuël 2:18, 1 Samuël 3:1, 1 Samuël 2:18, 1 Samuël 1:2812Nu waren de zonen van Eli echte Belialskinderen: ze bekommerden zich niet om Jahweh,stylusRomeinen 1:28, Romeinen 1:30, Romeinen 1:28, Romeinen 1:30, Jeremia 2:813noch om het recht der priesters tegenover het volk. Wanneer iemand een offer bracht, dan kwam, terwijl men het vlees kookte, een knecht van den priester met een drietandige vork in zijn hand,stylusLeviticus 7:29, Leviticus 7:34, Leviticus 7:29, Leviticus 7:3414prikte in de ketel, de pot, de pan of de schotel, en alles wat er aan de vork bleef hangen, behield de priester voor zich. Zo behandelden ze alle Israëlieten, die daar in Sjilo kwamen.stylus1 Samuël 2:29, Leviticus 7:34, Exodus 29:27, Exodus 29:28, Jesaja 56:1115Of voordat men het vet had verbrand, kwam de knecht van den priester aan hem, die het offer bracht, zeggen: Geef het vlees maar hier, om het voor den priester te braden; hij wil van u geen gekookt, maar rauw vlees hebben.stylusLeviticus 3:16, Leviticus 3:16, Leviticus 3:3, Leviticus 3:5, Romeinen 16:1816En als de man dan tegenwierp: Laat men nu eerst het vet verbranden, dan kunt ge krijgen zoveel ge wilt, dan zeide hij: Neen, nu moet ge het geven; anders neem ik het met geweld!stylusLeviticus 7:23, Leviticus 7:25, Leviticus 7:23, Leviticus 7:25, Leviticus 3:1617Dat was voor het aanschijn van Jahweh een zeer ernstig vergrijp van die knechten, omdat de mensen het offer van Jahweh gingen verachten.stylusMaleachi 2:7, Maleachi 2:9, Maleachi 2:7, Maleachi 2:9, Maleachi 2:1318Intussen diende Samuël voor Jahweh’s aanschijn; als kleine jongen was hij reeds met een linnen borstkleed omgord.stylusExodus 28:4, 1 Samuël 3:1, Exodus 28:4, 1 Samuël 3:1, 1 Samuël 2:1119Bovendien maakte zijn moeder elk jaar een manteltje voor hem, dat ze meebracht, als ze met haar man het jaarlijkse offer kwam brengen.stylus1 Samuël 1:3, 1 Samuël 1:3, 1 Samuël 1:21, 1 Samuël 1:21, Exodus 23:1420Dan zegende Eli Elkana met zijn vrouw, en zeide: Moge Jahweh u uit deze vrouw nog kinderen schenken als vergoeding voor het pand, dat ze aan Jahweh heeft afgestaan. Dan gingen ze weer naar hun woonplaats terug.stylus1 Samuël 1:27, 1 Samuël 1:28, 1 Samuël 1:27, 1 Samuël 1:28, Lucas 2:3421En werkelijk: Jahweh bezocht Channa; ze werd zwanger en bracht nog drie zonen en twee dochters ter wereld. Intussen groeide Samuël bij Jahweh op.stylusGenesis 21:1, Lucas 2:40, Genesis 21:1, Lucas 2:40, 1 Samuël 3:1922Toen Eli op zijn oude dag moest horen, hoe zijn zonen heel Israël behandelden, en hoe zij sliepen met de vrouwen, die de wacht hielden bij de ingang van de openbaringstentstylusExodus 38:8, Exodus 38:8, 1 Samuël 2:13, 1 Samuël 2:17, 1 Samuël 2:1323verweet hij hun: Waarom doet gij die slechte dingen, die ik van heel het volk heb vernomen?stylusHandelingen 9:4, 1 Koningen 1:6, Jeremia 8:12, Jeremia 3:3, Handelingen 14:1524Neen, mijn zonen, ze zijn niet fraai, de verhalen, die ik het volk van Jahweh heb horen verspreiden.stylusExodus 32:21, 1 Samuël 2:17, 2 Petrus 2:18, Maleachi 2:8, 1 Timotheüs 3:725Beledigt de ene mens den ander, dan zal God voor hem bemiddelen; maar als een mens tegen Jahweh opstaat, wie zal dan voor hem tussenbeide komen? Maar ze luisterden niet naar de waarschuwingen van hun vader; want Jahweh had besloten, hen te doden.stylusHebreeën 10:26, 1 Samuël 3:14, Jozua 11:20, Hebreeën 10:26, 1 Samuël 3:1426De jonge Samuël echter werd steeds groter en schoner, voor Jahweh zowel als voor de mensen.stylusLucas 2:52, Lucas 2:52, Lucas 2:40, Lucas 2:40, 1 Samuël 2:2127Eens kwam een godsman Eli zeggen: Zo spreekt Jahweh! Ik heb mij duidelijk geopenbaard aan uw voorvaderen, toen zij in Egypte slaven waren van Farao’s huis.stylus1 Koningen 13:1, Deuteronomium 33:1, Richteren 13:6, Exodus 4:14, Exodus 4:1628Want uit alle stammen van Israël heb Ik hen uitverkoren als mijn priesters, om mijn altaar te bestijgen, om wierook te branden en voor mijn aanschijn het borstkleed te dragen. Bovendien stond Ik aan uws vaders huis alle vuuroffers van Israëls zonen af.stylusExodus 28:1, Exodus 28:1, Leviticus 8:7, Leviticus 8:8, Leviticus 8:729Waarom zijt ge dan afgunstig op het offer en de gave, die Ik voor Mijzelf heb bestemd? Waarom stelt ge uw zonen boven Mij, door u te goed te doen aan het beste van al wat Israël Mij brengt?stylusMattheüs 10:37, Mattheüs 10:37, Deuteronomium 32:15, Deuteronomium 32:15, 1 Samuël 2:1330Daarom, zegt Jahweh, Israëls God! Ik had plechtig verzekerd: Uw huis en het huis van uw vader zullen tot in eeuwigheid voor mijn aanschijn vertoeven. Maar nu zegt Jahweh: Dat zij verre van Mij! Want eert iemand Mij, dan vereer Ik hem; maar veracht iemand Mij, dan wordt hij veracht.stylusJohannes 12:26, Johannes 12:26, Jeremia 18:9, Jeremia 18:10, Jeremia 18:931Zie, de dagen komen, dat Ik uw arm breek en die van uws vaders huis, zodat er geen grijsaard in uw familie zal zijn.stylus1 Samuël 22:17, 1 Samuël 22:20, 1 Samuël 22:17, 1 Samuël 22:20, 1 Samuël 4:232Als een afgunstige toeschouwer zult ge het moeten aanzien, hoeveel goed Ik aan Israël doe; maar nooit zal er een grijsaard in uw familie zijn.stylusZacharia 8:4, Zacharia 8:4, Psalmen 78:59, Psalmen 78:64, 1 Samuël 4:1133Heel uw talrijke familie zal in de mannelijke leeftijd sterven, behalve één, dien Ik niet van mijn altaar zal verwijderen, om zijn ogen te laten verkwijnen en zijn geest te laten versmachten.stylus1 Koningen 2:26, 1 Koningen 2:27, 1 Koningen 2:26, 1 Koningen 2:27, 1 Koningen 1:1934En wat aan uw beide zonen, Chofni en Pinechas zal overkomen, zal u tot teken zijn: op dezelfde dag zullen beiden sterven.stylus1 Samuël 4:11, 1 Koningen 13:3, 1 Samuël 4:11, 1 Koningen 13:3, 1 Samuël 4:1735Daarna zal Ik mij een betrouwbaar priester aanstellen; iemand die naar mijn wensen en bedoelingen handelt. Hem zal Ik een duurzaam huis bouwen, opdat hij altijd voor het aanschijn van mijn gezalfde vertoeven kan.stylus2 Samuël 7:27, 2 Samuël 7:27, 2 Samuël 7:11, 1 Koningen 11:38, 2 Samuël 7:1136Wie dan nog van uw familie is overgebleven, zal hem op zijn knieën komen smeken om een dagloon en een stuk brood; en hij zal hem vragen: Laat mij toch een of andere priesterlijke functie bekleden, om een stuk brood te eten te hebben.stylus1 Koningen 2:27, 1 Koningen 2:27, Maleachi 1:13, Ezechiël 44:10, Ezechiël 44:12