1Nog een ander kwaad zag ik onder de zon, Dat loodzwaar drukt op den mens!stylus···2God geeft iemand rijkdom, schatten en eer, Zodat er niets aan zijn verlangens ontbreekt; Doch God staat hem niet toe, er gebruik van te maken, Maar een vreemde bedient zich er van: Dat is ijdel, een smartelijk lijden.stylus···3Al had iemand honderd kinderen, Bereikte hij ook een zeer hoge leeftijd, En waren zijn dagen nog zo talrijk: Maar hij was van geluk niet verzadigd En geen begrafenis viel hem ten deel: Ik zou een misgeboorte gelukkiger achten dan hem.stylus···4Want zo iets komt vluchtig, gaat in duisternis heen, Zijn naam blijft in het donker verscholen;stylus···5Het heeft geen licht gezien, geen kennis bezeten, Maar rust heeft het meer dan de ander.stylus···6Al leefde hij tweeduizend jaar, maar zonder geluk: Gaan beiden niet naar dezelfde plaats?stylus···7Al het zwoegen van den mens geldt zijn mond; Toch wordt zijn begeerte er niet door verzadigd.stylus···8Wat heeft dan de wijze vóór op den dwaas; Wat de arme, al verstaat hij de kunst om te leven?stylus···9Beter is wat de ogen zien, dan het smachten der begeerte; Ook dat is ijdel en jagen naar wind.stylus···10Al wat bestaat, werd al lang met name genoemd; Het is bepaald, dat het maar een mens is, Die niet in gericht kan treden Met Hem, die groter is dan hijzelf.stylus···11Ja, veel er over spreken vermeerdert nog de dwaasheid; Wat zou het den mens kunnen baten?stylus···