1Eens vroeg David: Is er van de familie van Saul nog iemand overgebleven, aan wien ik barmhartigheid zou kunnen bewijzen, omwille van Jonatan?stylus1 Samuël 20:42, 1 Samuël 20:42, Mattheüs 25:40, Mattheüs 25:40, Marcus 9:412Nu behoorde aan de familie van Saul een knecht, die Siba heette. Deze werd bij David ontboden, en de koning zeide tot hem: Zijt gij Siba? Hij antwoordde: Uw dienaar!stylus2 Samuël 19:17, 2 Samuël 16:1, 2 Samuël 16:4, 2 Samuël 19:17, 2 Samuël 16:13Toen zeide de koning: Is er nog niet iemand van de familie van Saul, aan wien ik Gods barmhartigheid zou kunnen bewijzen? Siba sprak tot den koning: Ja, er is nog een zoon van Jonatan; hij is aan beide benen lam.stylus2 Samuël 4:4, 2 Samuël 4:4, Titus 3:3, Titus 3:4, Titus 3:34Toen vroeg de koning: Waar woont hij? Siba antwoordde den koning: In het huis van Makir, den zoon van Ammiël, in Lo-Debar.stylus2 Samuël 17:27, 2 Samuël 17:29, 2 Samuël 17:27, 2 Samuël 17:295Daarop liet David hem uit Lo-Debar, uit het huis van Ammiël, ontbieden.stylus6Toen Mefibósjet, de zoon van Jonatan, den zoon van Saul, bij David kwam, en hem met een diepe buiging had gehuldigd, sprak David: Mefibósjet! Hij antwoordde: Uw dienaar!stylus1 Kronieken 8:34, 1 Kronieken 9:40, 2 Samuël 16:4, 1 Kronieken 8:34, 1 Kronieken 9:407David zeide tot hem: Vrees niet, want ik wil voor u barmhartig zijn omwille van uw vader Jonatan. Ik zal u alle landerijen van uw vader Saul teruggeven, en ge zult geregeld aan mijn tafel eten.stylus2 Samuël 9:1, 2 Samuël 9:1, 1 Koningen 2:7, 2 Samuël 9:3, 1 Koningen 2:78Hij boog zich neer en zeide: Wat is uw dienaar, dat ge u bekommert om een doden hond gelijk ik?stylusMattheüs 15:26, Mattheüs 15:27, 2 Samuël 16:9, Mattheüs 15:26, Mattheüs 15:279Daarop liet de koning Siba komen, den knecht van Saul, en zeide tot hem: Al wat aan Saul toebehoort, en aan zijn gehele familie, geef ik aan den zoon van uw heer.stylus2 Samuël 19:29, 2 Samuël 16:4, 2 Samuël 19:29, 2 Samuël 16:4, Jesaja 32:810Met uw kinderen en dienaren moet gij voor hem het land bewerken, en hem de opbrengst afdragen voor het levensonderhoud van het gezin van uw heer. Mefibósjet zelf, de zoon van uw heer, zal geregeld aan mijn tafel eten. Nu had Siba vijftien kinderen en twintig knechten.stylus2 Samuël 9:7, 2 Samuël 9:7, 2 Samuël 19:28, 2 Samuël 19:28, Lucas 14:1511Siba sprak tot den koning: Alwat mijn heer en koning zijn dienaar beveelt, zal uw dienaar ten uitvoer brengen. Zo at Mefibósjet aan Davids tafel als een van s konings eigen kinderen.stylus2 Samuël 19:26, 2 Samuël 16:1, 2 Samuël 16:4, 2 Samuël 19:26, 2 Samuël 16:112Mefibósjet had een zoon, die nog jong was, en Mika heette; allen, die in het huis van Siba woonden, waren slaven van Mefibósjet.stylusMicha 7:5, Micha 7:6, 1 Kronieken 8:34, 1 Kronieken 8:40, 1 Kronieken 9:4013Zelf bleef Mefibósjet dus te Jerusalem wonen, omdat hij geregeld aan ‘s konings tafel at. Hij was aan beide benen lam.stylus2 Samuël 9:7, 2 Samuël 9:7, 2 Samuël 9:3, 2 Samuël 9:10, 2 Samuël 9:11