1Daarom zond Jahweh den profeet Natan tot David. Hij kwam bij hem en sprak tot hem: Er woonden eens twee mannen in dezelfde stad; de een was rijk, de andere arm.stylusPsalmen 51:1, Psalmen 51:19, 1 Koningen 20:35, 1 Koningen 20:41, Psalmen 51:12De rijke had schapen en runderen in overvloed,stylusJob 1:3, 2 Samuël 3:2, 2 Samuël 3:5, 2 Samuël 12:8, 2 Samuël 15:163de arme bezat niets anders dan één enkel lammetje, dat hij gekocht en in leven had weten te houden. Het was met hem en met z’n kinderen samen opgegroeid; het at van zijn bord, het dronk uit zijn nap, het sliep in zijn schoot; het was voor hem zoveel als een eigen dochter geworden.stylus2 Samuël 11:3, Micha 7:5, 2 Samuël 11:3, Micha 7:5, Deuteronomium 13:64Toen kwam er bezoek voor den rijken man, en omdat hij het niet over zijn hart kon verkrijgen, een van zijn eigen schapen of runderen toe te bereiden voor den vreemdeling die hem bezocht, nam hij het ooilam van den arme weg en maakte dit klaar voor zijn bezoek.stylusJakobus 1:14, Jakobus 1:14, 2 Samuël 11:3, 2 Samuël 11:4, 2 Samuël 11:35Hevig verontwaardigd over dien man sprak David tot Natan: Zowaar Jahweh leeft; de man, die dat heeft gewaagd, is des doods schuldig!stylusLucas 6:41, Lucas 6:42, Lucas 6:41, Lucas 6:42, Genesis 38:246Hij moet het lam zevenvoudig vergoeden, omdat hij dat stuk heeft durven bestaan, en zo harteloos is geweest.stylusExodus 22:1, Exodus 22:1, Spreuken 6:31, Lucas 19:8, Spreuken 6:317Maar nu sprak Natan tot David: Gij zelf zijt die man! Zo spreekt Jahweh, Israëls God! Ik heb u gezalfd tot koning van Israël, Ik heb u bevrijd uit de hand van Saul,stylusMattheüs 14:14, Mattheüs 14:14, 1 Samuël 16:13, 1 Samuël 16:13, 2 Samuël 22:18Ik heb u het huis van uw heer gegeven en de vrouwen van uw heer in de schoot gelegd, Ik heb u het huis van Israël en Juda gegeven, en als dat te weinig is, dan wil Ik er nog wel evenveel bijdoen.stylusPsalmen 84:11, Psalmen 84:11, Romeinen 8:32, 2 Samuël 9:7, Romeinen 8:329Waarom hebt ge dan het woord van Jahweh geminacht, en gedaan wat Hem mishaagt? Oerija, den Chittiet, hebt ge vermoord en zijn vrouw u tot vrouw genomen en hemzelf door het zwaard van de Ammonieten te laten vermoorden.stylus1 Samuël 15:19, 1 Samuël 15:19, Jeremia 18:10, Amos 2:4, Psalmen 139:110Welnu dan, het zwaard zal nimmermeer uit uw huis wijken, omdat ge Mij hebt geminacht, door de vrouw van Oerija, den Chittiet, tot vrouw te nemen,stylusRomeinen 2:4, 2 Samuël 18:14, 2 Samuël 18:15, Mattheüs 26:52, Romeinen 2:411Zo spreekt Jahweh: Ja, uit uw eigen huis zal Ik de rampen tegen u oproepen! Voor uw eigen ogen zal Ik uw vrouwen weghalen en aan een ander geven, die in het volle daglicht met uw vrouwen zal slapen.stylus2 Samuël 16:21, 2 Samuël 16:22, 2 Samuël 16:21, 2 Samuël 16:22, Deuteronomium 28:3012Gij hebt in het geheim gehandeld, maar Ik zal mijn bedreiging uitvoeren ten aanschouwen van heel Israël, in het volle licht!stylus2 Samuël 16:22, 2 Samuël 16:22, 1 Korintiërs 4:5, Lucas 12:1, Lucas 12:213Toen zeide David tot Natan: Ik heb tegen Jahweh gezondigd! En Natan sprak tot David: Jahweh vergeeft u uw zonde; gij zult dus niet sterven.stylusPsalmen 51:4, 2 Samuël 24:10, Spreuken 28:13, Psalmen 51:4, 2 Samuël 24:1014Maar omdat gij door deze daad Jahweh geminacht hebt, moet het kind, dat u geboren is, sterven.stylusRomeinen 2:24, Romeinen 2:24, Jesaja 52:5, Jesaja 52:5, Hebreeën 12:615Toen Natan naar huis was gegaan, sloeg Jahweh het kind, dat de vrouw van Oerija aan David geschonken had, met een zware ziekte.stylus1 Samuël 25:38, 1 Samuël 25:38, Psalmen 104:29, Psalmen 104:29, 1 Samuël 26:1016David smeekte tot God voor het kind; hij vastte streng en bracht de nachten door op de grond.stylus2 Samuël 13:31, 2 Samuël 13:31, Handelingen 9:9, Handelingen 9:9, 2 Samuël 12:2217En als zijn oudste dienaren bij hem kwamen, om hem tot opstaan te bewegen, weigerde hij; ook wilde hij niet met hen eten.stylus2 Samuël 3:35, 2 Samuël 3:35, 1 Samuël 28:23, 1 Samuël 28:2318Toen het kind dan ook de zevende dag stierf, zagen de dienaren van David er tegen op, om hem mede te delen, dat het kind was gestorven. Want ze dachten: Toen het kind nog in leven was, wilde hij al niet naar ons luisteren, als we hem iets zeiden; wat gaat er gebeuren als we hem zeggen, dat het kind dood is? Hij begaat nog een ongeluk!stylusNumeri 20:15, Numeri 20:1519Maar toen David zijn dienaren geheimzinnig zag fluisteren, begreep hij, dat het kind dood was. En daarom vroeg hij zijn dienaren: Is het kind gestorven? En zij antwoordden: Ja.stylus20Nu stond David op van de grond, nam een bad, zalfde zich, verwisselde van kleren en trad het huis van Jahweh binnen, om te bidden. Thuis gekomen liet hij zich een maal gereed maken, en at.stylusJob 1:20, Job 1:20, Ruth 3:3, Ruth 3:3, Klaagliederen 3:3921Zijn dienaren zeiden tot hem: Wat moet dat toch betekenen, wat gij doet? Zolang het kind in leven was, hebt gij gevast en geweend: zodra het gestorven is, staat gij op en gij eet.stylus1 Korintiërs 2:15, 1 Korintiërs 2:1522Hij antwoordde: Toen het kind nog in leven was, heb ik gevast en geweend; want ik dacht: misschien zal Jahweh mij genadig zijn, en blijft het kind leven.stylusJesaja 38:5, Jesaja 38:1, Jesaja 38:3, Jesaja 38:5, Jesaja 38:123Maar waarom zou ik vasten, nu het gestorven is? Kan ik het soms nog terughalen? Ik zal wel tot hèm gaan, maar hij komt niet bij mij terug.stylusGenesis 37:35, Genesis 37:35, Job 30:23, Lucas 23:43, Job 30:2324Daarna troostte David zijn vrouw Bat-Sjéba; hij ging naar haar toe, en had gemeenschap met haar. Zij schonk hem een zoon, dien hij Salomon noemde. En daar Jahweh het kind liefhad,stylusMattheüs 1:6, Mattheüs 1:6, 1 Kronieken 28:5, 1 Kronieken 28:6, 1 Kronieken 28:525liet Hij het door den profeet Natan op bevel van Jahweh Jedidja noemen.stylus2 Samuël 7:4, Nehemia 13:26, 2 Samuël 7:4, Nehemia 13:26, 1 Koningen 1:1126Intussen had Joab de strijd tegen Rabba der Ammonieten voortgezet. Toen hij de stadswijk aan het water had ingenomen,stylus1 Kronieken 20:1, 1 Kronieken 20:3, 1 Kronieken 20:1, 1 Kronieken 20:3, Deuteronomium 3:1127liet hij aan David boodschappen: Ik heb Rabba bestormd en de wijk aan het wate reeds ingenomen.stylus2 Samuël 11:1, Deuteronomium 3:11, Ezechiël 21:20, 2 Samuël 11:1, Deuteronomium 3:1128Wil dus de rest van het leger bijeenroepen, het beleg om de stad slaan en haar innemen; anders moet ik de stad veroveren en wordt zij naar mij genoemd.stylusJohannes 7:18, Johannes 7:1829Daarom riep David heel het leger bijeen; hij ging naar Rabba, bestormde de stad en nam haar in.stylus30De kroon van Milkom, die een talent aan goud woog, en waarin een kostbare steen zat, nam hij Milkom van het hoofd, en droeg hem voortaan zelf; bovendien sleepte hij een ontzaglijke buit uit de stad.stylus1 Kronieken 20:2, 1 Kronieken 20:231Ook haar burgers voerde hij weg; hij gebruikte ze aan de zaag, de ijzeren houwelen en de ijzeren bijlen, en liet ze tichelstenen maken. Zo deed hij met alle steden van de Ammonieten. Daarna keerde David met heel zijn leger naar Jerusalem terug.stylus1 Kronieken 20:3, 1 Kronieken 20:3, 2 Samuël 8:2, Psalmen 21:8, Psalmen 21:9