1Grote kommer heeft God beschikt, Een zwaar juk drukt op den mens Van de dag af, dat Hij komt uit de schoot van zijn moeder, Tot de dag, dat hij terugkeert tot de moeder van allen!stylus···2Angstige bezorgdheid en hartevrees, Zorg voor de toekomst tot aan de dag van de doodstylus···3Is het lot van hem, die op een eretroon zetelt, Als van hem, die neerzit in zak en as;stylus···4Van hem, die de mijter draagt met gouden band, Als van hem, die gekleed gaat in dierenvellen. Toorn, naijver, zorg en vrees, Angst voor de dood, twist en strijd zijn zijn deel,stylus···5Zelfs als hij rust op zijn legerstede, Ontstelt de nachtelijke slaap nog zijn hart;stylus···6Een kort ogenblik slechts heeft hij rust, Dan ziet hij in de droom, als was hij klaar wakker.stylus···7Hij slaat op de vlucht voor de droom van zijn geest, Als een vluchteling, die wegholt voor zijn vervolger; Maar is hij ontkomen, dan schiet hij wakker, En ziet verbaasd, dat hij niets had te vrezen.stylus···8Op alle vlees van mens en dier, Maar op den zondaar zevenvoudig,stylus9Drukt pest en bloed, en koorts en zwaard, Verwoesting, vernieling, honger en dood.stylus···10Wel werd om den slechte het zwaard geschapen, En komt de ondergang om zijnentwil;stylus11Maar al wat uit de aarde komt, keert terug naar de aarde, Doch wat van boven komt, naar boven.stylus12Ieder onrechtvaardig geschenk gaat te niet, Maar eerlijkheid houdt eeuwig stand.stylus13Onrechtvaardig goed is als een woeste stroom, Als een machtige vloed bij een onweersbui:stylus14Ze rukken wel rotsen mee in hun vaart, Maar weldra zijn ze voor altijd voorbij.stylus···15Een goddeloos geslacht zal geen loten doen spruiten; Want de wortel van den boze ligt op puntige rotsen.stylus16Het riet aan de oever van de stroom, Verdwijnt vóór alle andere planten:stylus···17Maar de liefde wijkt in eeuwigheid niet, En rechtvaardigheid houdt eeuwig stand.stylus···18Een leven van wijn en most mag zoet zijn, Maar daarboven gaat het, een schat te vinden;stylus19Kind en stad houden de naam in stand, Maar daarboven gaat, wie wijsheid vindt. Vee en land verhogen het aanzien, Maar daarboven gaat een wijze vrouw;stylus···20Wijn en lied verblijden het hart, Maar daarboven gaat de liefde van vrienden.stylus···21Luit en harp veraangenamen het lied, Maar daarboven gaat een zachte tong;stylus···22Schoonheid en bevalligheid trekken het oog, Maar daarboven gaat het gewas op het veld.stylus···23Vriend en makker geven op tijd hun raad, Maar daarboven gaat een verstandige vrouw;stylus···24Broer en helper steunen in tijden van nood, Maar daarboven gaat de hulp van de deugd.stylus···25Goud en zilver schragen de voet, Maar daarboven gaat een goede raad;stylus···26Rijkdom en weelde verblijden het hart, Maar daarboven gaat de vreze Gods. Bij de vreze Gods is er aan niets gebrek, Naast haar behoeft men geen andere hulp;stylus···27De vreze Gods is als een paradijs vol zegen, Een baldakijn, dat alle glorie overtreft.stylus···28Mijn zoon, wil niet van aalmoezen leven; Beter dood dan een bedelaar.stylus···29Een man, die naar andermans tafel moet snakken, Diens leven heet geen leven meer. Men bezoedelt zich met gekregen brokken; Een verstandig man krijgt er maagpijn van.stylus···30Een brutale mond smaakt het gebedelde zoet; Maar in zijn binnenste brandt het als vuur.stylus···31stylus···32stylus···