1Halleluja! Loof Jahweh, mijn ziel: Jahweh, mijn God, hoog zijt Gij verheven! Gij hebt U met glorie en luister omkleed,stylus2En hult U in het licht als een mantel; Gij spant de hemelen uit als een tent,stylus3En legt op de wateren uw opperzalen. Gij maakt van de wolken uw wagen, Zweeft op de vleugels van de wind;stylus4Stelt de stormen aan tot uw boden, Laaiend vuur tot uw knechten.stylus5Gij hebt de aarde op haar pijlers gegrond, Zodat ze voor eeuwig niet wankelt.stylus6De Oceaan bedekte haar als een kleed, Nog boven de bergen stonden de wateren:stylus7Maar ze namen de vlucht voor uw dreigen, Rilden van angst voor de stem van uw donder;stylus8Toen rezen de bergen, en zonken de dalen Op de plaats, die Gij hun hadt bestemd.stylus9Gij hebt ze grenzen gesteld, die ze niet overschreden, Ze mochten niet meer de aarde bedekken;stylus10Gij zendt de bronnen in de dalen, En tussen de bergen stromen ze voort;stylus11Ze laven al de wilde dieren, En de woudezel lest er zijn dorst;stylus12Daar nestelen de vogels uit de lucht, En fluiten er tussen de struiken.stylus13Uit uw zalen drenkt Gij de bergen, Door het sap van uw nevel wordt de aarde verzadigd;stylus14Gij laat voor het vee het gras ontspruiten, En het groen voor wat de mensen dient. Gij roept het graan uit de aarde te voorschijn,stylus15En de wijn, die het hart van de mensen verheugt; Olie, om het gelaat te doen glanzen, Brood, dat het hart van de mensen verkwikt.stylus16Jahweh’s bomen drinken zich vol, De Libanon-ceders, die Hij heeft geplant:stylus17Waar de vogels zich nestelen, In wier toppen de ooievaar woont.stylus18De hoogste bergen zijn voor de gemzen, De klippen een schuilplaats voor bokken.stylus19Gij schiept de maan, om de tijd te bepalen, De zon weet, wanneer ze onder moet gaan.stylus20Maakt Gij het donker, dan wordt het nacht, En sluipen de wilde beesten rond,stylus21Brullen de leeuwen om buit, En vragen God om hun voedsel.stylus22De zon gaat op: ze kruipen weg, En leggen zich neer in hun holen;stylus23Maar de mens tijgt aan zijn werk, En aan zijn arbeid tot aan de avond.stylus24Hoe ontzaglijk zijn uw werken, o Jahweh: Gij hebt ze allen met wijsheid gewrocht! De aarde is vol van uw schepselen,stylus25Niet minder de zee; Die is groot en geweldig, En het wemelt daarin zonder tal: Beesten, kleine en grote,stylus26Monsters trekken er door, Liwjatan dien Gij hebt geschapen, Om er mede te spelen.stylus27Allen zien naar U uit, Om voedsel, elk op zijn tijd.stylus28Geeft Gij het: ze eten het op; Gij opent uw hand: ze worden van het goede verzadigd.stylus29Maar verbergt Gij uw aanschijn: Ze verstarren van schrik; Gij ontneemt hun de adem: Ze sterven en keren terug tot hun stof.stylus30Maar Gij zendt weer uw geest: en ze worden geschapen, En Gij vernieuwt het aanschijn der aarde!stylus31Eeuwig dure de glorie van Jahweh, En blijve Jahweh Zich in zijn werken verheugen;stylus32Hij, die de aarde beziet: en ze beeft; Die de bergen aanraakt: ze roken!stylus33Heel mijn leven zal ik zingen voor Jahweh, Mijn God blijven loven, zolang ik besta!stylus34Moge mijn zang Hèm behagen, En ìk mij in Jahweh verblijden;stylus35Maar mogen de zondaars van de aarde verdwijnen, En de goddelozen niet blijven bestaan! Loof Jahweh, mijn ziel!stylus