14
deze gaf hem verlof te gaan, waar hij wilde, en onbelemmerd alles te doen, wat hij wenste.
compare_arrows
Vergelijk Vertalingen
De naasten nu bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tharsis, Meres, Marsena, Memuchan, zeven vorsten der Perzen en der Meden, die het aangezicht des konings zagen, die vooraan zaten in het koninkrijk),