8
Hij vroeg me: Wie zijt ge? Ik antwoordde hem: Ik ben een Amalekiet.
compare_arrows
Vergelijk Vertalingen
En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.
En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.