1Hij vertrok van daar, en ging naar zijn vaderstad; en zijn leerlingen volgden Hem.stylusRomeinen 15:1, Romeinen 15:1, 2 Tessalonicenzen 3:15, 2 Tessalonicenzen 3:15, 2 Timotheüs 2:252En op de sabbat begon Hij in de synagoge te leren. De vele toehoorders stonden verbaasd, en ze zeiden: Waar heeft Hij dit alles vandaan? Wat is dit voor wijsheid, die Hem is gegeven; en wat zijn het voor wonderen, die door zijn handen gebeuren?stylusRomeinen 15:1, Romeinen 15:1, 1 Tessalonicenzen 5:14, 1 Tessalonicenzen 5:14, Johannes 13:343Is Hij niet de timmerman, de zoon van Maria, de broer van Jakobus en Josef, Judas en Simon; en leven zijn zusters niet hier onder ons? En ze ergerden zich aan Hem.stylusSpreuken 26:12, Spreuken 26:12, 1 Korintiërs 3:18, 1 Korintiërs 3:18, 1 Korintiërs 8:24Maar Jesus zeide tot hen: Een profeet wordt enkel in zijn vaderland miskend, onder zijn verwanten en in zijn familie.stylus2 Korintiërs 13:5, 2 Korintiërs 13:5, Psalmen 26:2, Psalmen 26:2, 1 Korintiërs 11:285Hij kon daar geen wonder verrichten, behalve enkele zieken genezen, door ze de handen op te leggen.stylusJeremia 32:19, Jeremia 32:19, Romeinen 14:10, Romeinen 14:12, Romeinen 14:106En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. Nu trok Hij de dorpen in de omtrek al lerende rond.stylus1 Timotheüs 5:17, 1 Timotheüs 5:18, 1 Timotheüs 5:17, 1 Timotheüs 5:18, Romeinen 15:277Ook riep Hij het twaalftal bij Zich, zond ze twee aan twee uit, en gaf hun de macht over de onreine geesten.stylus2 Korintiërs 9:6, 2 Korintiërs 9:6, Hosea 10:12, Hosea 10:12, Job 4:88Hij gebood hun, niets mee te nemen op weg, dan alleen een staf; geen reiszak, geen brood, geen geld in de gordel;stylusRomeinen 8:13, Romeinen 8:13, Jakobus 3:18, Jakobus 3:18, 2 Petrus 2:199ze mochten wel sandalen dragen, maar geen dubbele onderkleding.stylus1 Korintiërs 15:58, 1 Korintiërs 15:58, 2 Tessalonicenzen 3:13, 2 Tessalonicenzen 3:13, Jesaja 40:3010En Hij sprak tot hen: Wanneer gij een huis zijt binnengegaan. blijft dan daar, totdat gij weer afreist.stylusHebreeën 13:16, Hebreeën 13:16, Spreuken 3:27, Spreuken 3:27, 1 Tessalonicenzen 5:1511En waar men u niet ontvangt en niet naar u luistert, gaat daar vandaan, en schudt het stof van uw voeten, als een getuigenis tegen hen.stylus1 Korintiërs 16:21, 1 Korintiërs 16:23, 1 Korintiërs 16:21, 1 Korintiërs 16:23, Romeinen 16:2212Ze gingen heen, en preekten, dat men zich zou bekeren.stylusGalaten 5:11, Galaten 5:11, Kolossenzen 2:23, 2 Korintiërs 11:13, Handelingen 15:113Ze dreven vele duivels uit, zalfden vele zieken met olie, en genazen ze.stylusFilippenzen 3:3, Filippenzen 3:3, 1 Korintiërs 5:6, 1 Korintiërs 5:6, Romeinen 2:1714Ook koning Herodes hoorde van Hem: want zijn naam werd beroemd. Men zeide: Johannes de Doper is van de doden opgestaan; daarom werken die krachten in Hem.stylusJeremia 9:23, Jeremia 9:24, Romeinen 6:6, Jeremia 9:23, Jeremia 9:2415Anderen zeiden: Het is Elias. Anderen weer: Hij is een gewone profeet.stylus2 Korintiërs 5:17, 2 Korintiërs 5:17, Kolossenzen 3:10, Kolossenzen 3:11, Kolossenzen 3:1016Maar toen Herodes het hoorde, zeide hij: Het is Johannes, dien ik onthoofd heb; hij is verrezen.stylusGalaten 3:29, Galaten 3:29, Filippenzen 3:3, Romeinen 9:6, Romeinen 9:817Herodes namelijk had Johannes laten grijpen, in boeien geslagen en in de gevangenis geworpen, naar aanleiding van Heródias, de vrouw van zijn broer Filippus, omdat hij haar had gehuwd.stylus2 Korintiërs 1:5, 2 Korintiërs 1:5, Kolossenzen 1:24, Kolossenzen 1:24, 2 Korintiërs 11:2318Want Johannes had tot Herodes gezegd: Ge moogt de vrouw van uw broer niet hebben.stylusRomeinen 16:20, 2 Timotheüs 4:22, Romeinen 16:20, 2 Timotheüs 4:22, Filemon 1:2519Heródias was hem dus vijandig gezind, en wilde hem doden; maar het lukte haar niet.stylus20Want Herodes had ontzag voor Johannes, daar hij wist, dat hij een rechtvaardig en heilig man was; en hij beschermde hem. Telkens wanneer hij hem hoorde, raakte hij in grote verlegenheid; toch luisterde hij gaarne naar hem.stylus21Maar er kwam een gunstige dag, toen Herodes op zijn verjaringsfeest een maaltijd gaf aan zijn groten en legeroversten en de aanzienlijken van Galilea.stylus22Nu kwam de dochter van die Heródias binnen, en danste; en ze behaagde aan Herodes en aan de gasten. Toen sprak de koning tot het meisje: Vraag van mij wat ge wilt, en ik zal het u geven.stylus23En hij zwoer haar: Wat ge ook vraagt, ik zal het u geven, al was het ook de helft van mijn rijk.stylus24Ze ging heen. en zei tot haar moeder: Wat zal ik vragen? Deze sprak: Het hoofd van Johannes den Doper.stylus25Aanstonds spoedde ze zich naar den koning, en eiste: Ik verlang, dat ge me op staande voet op een schotel het hoofd van Johannes den Doper geeft.stylus26Wel had de koning er spijt van, maar om de eed en om de gasten wilde hij haar niet teleurstellen.stylus27Onmiddellijk stuurde hij een der trawanten. en gaf bevel, het hoofd van Johannes te brengen. Deze ging heen, en onthoofdde hem in de gevangenis.stylus28Hij bracht het hoofd op een schotel, en gaf het aan het meisje; en het meisje gaf het aan haar moeder.stylus29Toen zijn leerlingen dit hadden gehoord, kwamen ze zijn lichaam halen, en legden het in een graf.stylus30Toen de apostelen te zamen bij Jesus waren teruggekeerd, verhaalden ze Hem al wat ze hadden gedaan en geleerd.stylus31En Hij zeide tot hen: Komt nu met Mij mee naar een eenzame plaats, en rust wat uit. Want velen liepen in en uit, zodat ze zelfs geen tijd hadden om te eten.stylus32Geheel alleen vertrokken ze dus in de boot naar een eenzame plaats.stylus33Maar velen zagen hen vertrekken, en begrepen waarheen; uit alle steden liep men gezamenlijk te voet daar naar toe, en men was er nog eerder dan zij.stylus34Toen Jesus uitsteeg, zag Hij dus een talrijke schare. Hij had medelijden met hen, daar ze als schapen zonder herder waren; en Hij begon ze velerlei dingen te leren.stylus35Toen het reeds laat was geworden, kwamen zijn leerlingen naar Hem toe, en zeiden: Deze plaats is woest, en het is reeds laat geworden;stylus36stuur ze weg, dan kunnen ze naar de omliggende dorpen en gehuchten gaan, om zich levensmiddelen te kopen.stylus37Maar Hij gaf hun ten antwoord: Geeft gij hun te eten! Ze zeiden Hem: Zullen we dan voor tweehonderd tienlingen brood gaan kopen, en hun te eten geven?stylus38Maar Hij sprak tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat eens zien. En na gedaan onderzoek zeiden ze: Vijf, en twee vissen.stylus39Nu gebood Hij hun, ze allen in groepen neer te zetten op het groene gras.stylus40Ze gingen zitten in groepen van honderd en groepen van vijftig.stylus41Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, zag op ten hemel, en sprak er de zegen over uit: Hij brak de broden en gaf ze aan zijn leerlingen, om ze hun aan te bieden: ook de twee vissen verdeelde Hij onder hen.stylus42Allen aten en werden verzadigd.stylus43En ze verzamelden de brokken; twaalf korven vol, behalve nog het overschot van de vissen.stylus44Het waren vijf duizend mannen, die van de broden hadden gegeten.stylus45Onmiddellijk daarna dwong Hij zijn leerlingen om scheep te gaan, en vóór Hem uit naar Betsáida over te steken; intussen zond Hij de schare heen.stylus46En nadat Hij ze had weggezonden, ging Hij het gebergte in, om er te bidden.stylus47Toen het nacht begon te worden, was de boot midden op het meer, en Hij was alleen op het land.stylus48Hij zag ze tobben, om vooruit te komen; want de wind was tegen. En tegen de vierde nachtwaak kwam Hij naar hen toe, wandelend op het meer; en Hij wilde ze voorbijgaan.stylus49Toen ze Hem op het meer zagen wandelen, meenden ze, dat het een spook was, en ze gilden het uit;stylus50want allen zagen Hem, en waren ontsteld. Aanstonds sprak Hij hen toe, en zeide hun: Weest gerust, Ik ben het; vreest niet!stylus51Hij stapte bij hen in de boot, en de wind bedaarde. Nu raakten ze heel en al van streek;stylus52want ze waren door de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was blind gebleven.stylus53Toen ze de overkant hadden bereikt, kwamen ze in het land Gennézaret; daar legden ze aan.stylus54Nauwelijks waren ze uit de boot gegaan, of men had Hem herkend.stylus55En men liep die hele landstreek af; en als men hoorde, dat Hij ergens was, begon men de zieken op hun bedden daarheen te dragen.stylus56Waar Hij ook kwam, in dorpen, steden of gehuchten, daar legden ze de zieken neer op de pleinen, en baden Hem, dat ze enkel de zoom van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die Hem aanraakten, werden genezen.stylus