1Een psalm, een lied der inwijding van Davids huis. [030:2] Ik zal U verhogen, Heere, want Gij hebt mij opgetrokken, en mijn vijanden over mij niet verblijd.stylus···2[030:3] Heere, mijn God! ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen.stylus···3[030:4] Heere! Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden, dat ik in den kuil niet ben nedergedaald .stylus···4[030:5] Psalmzingt den Heere, gij Zijn gunstgenoten! en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid.stylus···5[030:6] Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich.stylus···6[030:7] Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid.stylus···7[030:8] Want, Heere! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.stylus···8[030:9] Tot U, Heere! riep ik, en ik smeekte tot den Heere:stylus···9[030:10] Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?stylus···10[030:11] Hoor, Heere! en wees mij genadig; Heere! wees mij een Helper.stylus···11[030:12] Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord;stylus···12[030:13] Opdat mijn eer U psalmzinge, en niet zwijge. Heere, mijn God! in eeuwigheid zal ik U loven.stylus···