2
En hij had broederen, Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michaël, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israël.
compare_arrows
Vergelijk Vertalingen
En hij had broederen, Josafats zonen, Azarja, en Jehiel, en Zecharja, en Azarjahu, en Michaël, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat, den koning van Israël.