2
En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze helpen, en die den Heere haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des Heeren grote toornigheid.
compare_arrows
Vergelijk Vertalingen
En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging uit, hem tegen, en zeide tot den koning Josafat: Zoudt gij den goddeloze helpen, en die den Heere haten, liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des Heeren grote toornigheid.