11
Maar Naäman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mij zelven: Hij zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des Heeren, Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatse ontledigen.
compare_arrows
Vergelijk Vertalingen
Maar Naäman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mij zelven: Hij zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des Heeren, Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatse ontledigen.